
Zonnesteek!
Tijdens een lange wandeling over de hete heide, bij het voorbijgaan van een boom, hoorde ik een diepe zucht. Was daar een mens die sprak of enkel trilling van de lucht.
Ik voelde mijn knieën trillen. De eik leek te spreken.
Het felle licht van de zon scheen door zijn schaduw te verbleken.
Ik kon niet anders dan voor de machtige eik te knielen op de koude schaduwrijke grond.
Daar zou ik blijven, geknield, tot de volgende morgenstond. Mijn hoofd was heet van de felle zon. Mijn huid brandde.
De eik kroop in mijn hoofd. Ik voelde me geneigd uit mijn zomers jurk te glijden.
De angst dat de zon mijn hele lichaam zou kastijden had mij echter van alle beweging beroofd. Omdat de dag intens warm was, bleef ik in de schaduw van mijn eik.
Wat ik voelde, zo intens, was aan niets dat ik kon herinneren gelijk.
Het was alsof die boom mij betoverd had. De boom was machtiger dan iedere man aan mij bekend.
Woorden van de poëzie, begon hij in mijn hoofd te plaatsen.
Ik luisterde, zijn stem als een zware dominant timbre in mijn gedachten. Ik durfde mij niet te verplaatsen, bang te verliezen wat mij nog wachtte.
Zijn bladeren poetsten mijn huid. Ik beefde,diep van binnen voor zijn woorden, die ik nooit zelf had kunnen verzinnen. Zijn takken waren zo weelderig. Ik hoopte dat ik niet zou blozen, uit schaamte voor mijn bladloze ledematen. Ik vroeg me af, waarom ik was uitgekozen. Waarom praatte de machtige eik tegen mij. Ik weet niet hoe of waarom, maar onder de zomerse hitte, verdween ik in zijn essentie. De eik, ik vreesde hem, maar respecteerde zijn intelligentie.
Ik wist dat de boom mij gevangen hield. Zijn gedienstige houtnimf zou ik zijn, niet aan hem gelijk.
Hij en ik waren die dag een onder de zon. De verstikkende zonneschijn kwam niet door zijn beschermende bladeren, maar ik was niet meer dan een pion in het spel van de eik
De zon deed pijn en kleurde mijn huid scharlaken rood. Zijn schaduwen beschermde mij. In de aanwezigheid van mijn eik voelde ik mij helemaal vrij, tot in den dood. Zijn schoonheid was alles wat ik zag. Ik wilde enkel bij hem zijn, leven tussen zijn machtige takken. Ik was onsterfelijk die dag.
Zijn prachtige takken zouden mij beschermen tegen het leven en tegen de pijn.
Ik wilde leven in de meest duistere schaduw van zijn bladerendek, nooit meer in de zinderende zonneschijn. Het gefluister van het in zijn bladeren schuilende duister maakte me een beetje bang. Toch wilde ik leven onder die machtige takken. De koele nacht die volgde duurde lang.
Ik heb nooit geweten hoe ik thuis gekomen ben, die zinderende hete dag onder de boom, maar mijn door de zon verbrande huid en de woorden in mijn hoofd waren het bewijs. Het was geen droom.
Dagen later op een koelere dag zwierf ik opnieuw over de heide en was blij toen ik in de genadige schaduw van de eik de zon even kon vermijden. Tot mijn spijt wist ik daar niet altijd kon blijven.
Ik zag het meisje van een paar dagen eerder weerspiegelt in de beek. Ik keek haar aan en hoewel ze op mij leek, was ik niet meer aan haar gelijk.
Nooit meer ben ik dezelfde door mijn liefde voor de eik.

