
Zeester
Hij smaakt zoeter vandaag. Ik proef de vruchtensalade die hij gegeten heeft, aardbei, banaan en een vleugje ananas. Hij smaakt altijd zoeter in de zomer bedenk ik me.
Het keukentrapje waar ik op stond om hem te kunnen zoenen wankelt een momentje als ik eraf stap. Ik verlies toch mijn evenwicht als ik op de schroevendraaier stap die hij naast het trapje heeft laten liggen.
Als een zeester lig ik op de grond. Ik ben nog heel. Ik wil blijven liggen, maar hij steekt zijn hand uit. Ondanks dat ik zijn hand vasthoud sta ik niet zo flatteus op. Ik durf het zelfs wel onhandig en klunzig te noemen.
“Gaat het?”
Ik knik.
“Wil je een glaasje water?”
Ik schud mijn hoofd.
“Ik wil jou” zeg ik hees.
Hij glimlacht en blijft mijn hand vasthouden.
“Fijne reis gehad?”
“Nee, de treinrails lijken elke keer in een slechtere staat te verkeren”
“En dat heb je allemaal voor mij over?”
Ik knik en laat me als een zeester op zijn bed vallen.
Alles aan hem smaakt zoeter vandaag is mijn laatste gedachte als ik vele uren later in zijn armen in slaap val.
De opdracht van deze week was: schrijf een verhaal van maximaal 300 woorden met daarin de volgende vijf woorden: aardbei, water, keukentrapje, treinrails, schroevendraaier.
Wat vind je ben ik geslaagd voor deze opdracht?

