
Jaloers
Ik ben jaloers op de regen,
hoe ze zachtjes jouw gezicht bemint.
Ik ben jaloers op het pad onder jouw blote voeten
het zand, het asfalt en het grint.
Ik ben jaloers op de zon
die je tranen mag drogen.
Ik ben jaloers op het pluisje
dat jou prikt in je ogen.
Ik ben jaloers op de westen wind
die aan het strand speelt met jouw koper rode haar.
Ik ben jaloers op jouw ontbijt en het avondeten
dat maak je namelijk wel klaar.
Ik ben jaloers op de kleren,
de mooie pakken die je draagt.
En ik ben jaloers op jouw tomtom
omdat je mij toch de weg nooit vraagt.
Ik ben jaloers op alles in je leven
dat iets met jou schijnt te delen.
Mij zul nooit meer geven
en dat zou me niets moeten schelen
maar ik blijf om je geven
en wil met je delen.

