
het meisje en de wolf
Een rode jas en een rode muts,
haar ogen eronder blauw en vaal.
Haar lange haar verstopt ze.
Het is een lang vergeten verhaal.
Ze was een meisje
en als ieder meisje nooit voor lang.
Ze was geliefd en vertrouwd,
nu is ze een vrouw, angstig en bang
Ze wilde dieper dan de oppervlakte zien,
daar waar de duisternis kan groeien,
want alleen in het helderste licht
kan een diepe schaduw groeien.
Haar leven veranderde voor altijd.
Hoewel ze dacht dat het voor het beste was.
Zijn doordringende ogen, zijn zorgzame gedrag.
Ze dacht dat het echt liefde was.
Hij zei: ik ben hier voor jou.
Hij zei: ik ben te vertrouwen.
In een wereld die altijd onrustig was geweest
kon ze nu op iemand bouwen.
Ze stapte in zijn armen.
Hij hield zijn klauwen ingetrokken,
ogen wijd open en tanden glommen.
Maar hij was een wolf,
al leek hij zo wijs.
Zij vervaagde van een helder licht
naar vies donker grijs.
De wolf verslond haar hart.
Niets meer dan een hoopje ellende en rottend vlees.
De wolf houdt van zijn macht.
Hij leeft van haar angst en haar vrees.
Ik rende weg van de grote boze wolf,
omdat ik mannen en wolf heb leren kennen.
Ik rende weg van de grote boze wolf
Ik ben nog steeds aan het rennen.
Bang nog eens een wolf te temmen
ben ik gedoemd voor altijd te rennen.

