
Haast
Ik zit op een bankje op het station. Er stopt een sneltrein. Ik zie mensen uitstappen en ze beginnen gelijk te rennen. Andere mensen rennen naar de trein toe.
Ik glimlach. “Wat een mierenhoop” denk ik.
Ik zie dat de mensen die rennen naar de trein bijna door de mensen die uitstappen heen gaan. Rood aangelopen, bezeten en bezweten mensen wringen zich langs elkaar heen. Ik kijk naar ze.
“Rustig, rustig” zou ik willen roepen. Vanaf het bankje waar ik zit lijkt het of ik naar een film kijk. Ik voel me absoluut geen onderdeel van de wereld waarin de rennende mensen leven. Daar ben ik ook blij om. Ik voel hun stress niet. Ik ben rustig en geniet van mijn koffie, van het zonnetje en van de rust.
De trein zelf lijkt opeens de rust zelve. Hij staat daar rustig zichzelf te zijn. Als het fluitje klinkt zal hij rustig vertrekken. De trein gaat als de trein gaat, of dat nu op tijd is of niet. Wij treinreizigers kunnen daar weinig aan veranderen. Ons gemopper veranderd daar niets aan. Ik denk even aan dat station in Afrika, de vertraging van de trein was 17 uur.
Het fluitsignaal klinkt. Er komen nog mensen de trap op rennen. Niet iedereen heeft het gehaald, maar de trein wacht uiteindelijk niet.
Ik voel me dankbaar dat ik niet hoef te rennen voor de trein, dat ik op het station ook kan schrijven, zodat de tijd die ik wacht op de trein geen verloren tijd is.
Ik denk aan die ene keer dat ik wel rende voor de trein. De trein bleek op het laatste moment van een ander perron te vertrekken. Mijn laarzen met hoge hak waren niet gemaakt om mee te rennen. Ik probeerde mijn ene been nog onhandig voor mijn andere te zetten, maar het gat tussen de tegels liet mijn hak niet los. Daar lag ik. Het perron veerde niet mee. Au. Pijn.
Ik krabbelde geschrokken omhoog. Andere mensen renden door. Ik schaamde me.
Een man stopte om me te helpen opstaan. Samen wandelde we daarna naar de trein. Hij was lang en slank. Zijn stem zwaar en mannelijk. Hij leidde mijn gedachten af van de mensen die naar mij keken, van de pijn en van de schaamte die ik voelde voor mijn onhandigheid.
We spraken samen in de trein. We hadden super leuk gesprek tot ik bij mijn station kwam en de trein uit moest.
Ja, deze man had mij een leuke dag bezorgd ondanks mijn val. Dankzij hem was mijn dag niet verpest. Ik voel dankbaarheid jegens hem. Helaas heb ik ook de trouwring om zijn vinger gezien.
Dankbaar dat ik die rust vandaag heb.
Ik zoek rustig naar een plekje. Ik heb alle tijd!

